vademecum-2014

VM 2014 | 20 Gewichten en overlengte Het is bekend dat, om redenen van praktische aard, zowel de handelaars als de constructeurs goederenverhandelingen verrichten op basis van handelsgewichten. Aan de basis hiervan liggen vooral de walstoleranties zoals verschillen in lengte, breedte en dikte. De Europese normalisatie voorziet toleranties in lengte, breedte en dikte. Naargelang het product kunnen deze toleranties 8% bereiken. Sedert juli 1981, datum waarop de staalhandelaars verplicht werden hun barema neer te leggen bij de Europese en Belgische instanties, heeft de Belgische beroepsvereniging van staalhandelaars beslist hun collega’s uit de andere landen van de Europese Gemeenschap te volgen en de handelsgewichten toe te passen. Sedertdien is dit ook in ons land een gebruik geworden dat, zoals blijkt uit correspondentie met de Ministeries van Economische Zaken en Openbare Werken, algemeen aanvaard wordt. Om deze reden en om rechtlijnigheid te brengen in de berekening van de handelsgewichten, werden deze vanaf oktober 1996 berekend volgens de formule die ook in de normalisatie toegepast wordt, zijnde: sectie x 8 kg (7,85 kg voor de normen, maar met minimum en maximum toleranties die in % uitgedrukt vaak veel groter zijn). Sinds geruime tijd wordt vastgesteld dat de toleranties op de lengte bij de productie van balken, staafstaal en de derivaten ervan oplopen. De normalisatie op dit vlak voorziet dat de tolerantie op de lengte +/- 50 mm mag bedragen wanneer de lengte bepaald is in de bestelling en + 100 mm wanneer de lengte minimaal besteld is. De praktijk leert ons dat de toleranties bij de producenten de + 100 mm ruim overtreffen. Om te voldoen aan de behoeftes van de klanten, die geen kortere lengte wensen te ontvangen dan besteld, zijn de handelaars verplicht om steeds minimale lengtes te bestellen en dienen ze dus rekening te houden met een tolerantie van – 0 en + 150 mm. In het kader van een Europese harmonisatie wordt in de omringende landen deze regel reeds toegepast. Om deze redenen is het noodzakelijk dat voor de balken, het staafstaal en de derivaten ervan op alle standaardlengtes een tolerantie van + 150 mm wordt toegepast, te vermenigvuldigen met het gebruikelijke handelsgewicht uit het vademecum. Voor de strips dient een tolerantie van + 300 mm toegepast te worden. Lasbaarheid De lasbaarheid neemt voor elke staalsoort toe van JR naar K2. Dit geeft EN 10025 expliciet aan. De lasbaarheid van het materiaal wordt niet bepaald door de kerfslagwaarde van het te lassen materiaal. Het zijn vooral de chemische samenstelling, het toevoegmateriaal, de dikte, het waterstofgehalte in het staal en de temperatuur die bepalend zijn voor de uiteindelijke lasbaarheid. Om het risico van koudscheuren bij het lassen te verminderen, wordt als eis aan het materiaal veelal een maximaal koolstofequivalent (CEV) gesteld. Hiertoe geeft EN 10025 een mogelijkheid door bij de bestelling optie 5 aan te geven. De vereiste CEV-waarden, bijvoorbeeld binnen de materiaalgroep S235, S275 of S355, zijn gelijk van JR tot en met K2 inbegrepen. De CEV moet worden bepaald om de lasparameters duidelijk te omschrijven en de risico’s op fouten in de lassen te vermijden. CEV = C + Mn + Cr + Mo + V + Ni + Cu 6 5 15

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=