info-steel-56

in een isostatisch werkende kabelconfiguratie. Op de oever waren de holle vijzels verankerd in funderingsmassieven aan beide zijden naast het landhoofd. Ter hoogte van de dwarskoker van de pyloon was een scharnierende backmast geïnstalleerd die de kabels afspande om een optimale krachtswerking in de kabels en staal- spanningen in de pyloon te bekomen. Tegelijk leidde een kabel van de pyloontop naar de noordelijke oever om de pyloon in bijna verticale positie gecontroleerd te laten landen. Sarens en Victor Buyck startten de opera- tie woensdag 8 februari met een testlift. Vrijdagochtend vatte de effectieve hijsoperatie aan bij zonsopgang. Bij zonsondergang was de pyloon 50° gedraaid rond zijn scharnier. Zaterdagochtend werd de operatie verdergezet. Bij een positie van 54° loste de kabelconfigura- tie van de backmast. Hiermee werd de laatste fase van de hijsoperatie ingezet. Tegen zater- dagnamiddag half vier raakte de stalen pyloon de betonnen funderingsvoeten, en bevond zich aldus in verticale positie. Vervolgens werd de stalen pyloon verankerd aan de betonnen sokkel met voorspanankers en werd de voet opgestort met beton tot het niveau van de dwarskoker. Gedurende het volle- dige proces werd de vervorming van de pyloon opgemeten en verwerkt door het studiebureau Roughan and O’Donovan. vérins creux étaient ancrés dans les massifs de fondation de chaque côté de la culée de pont. À hauteur du caisson transversal du pylône, un mât de soutien pivotant a été installé afin de tendre les câbles pour répartir les forces de traction et les tensions de l’acier supportées par le pylône de manière optimale. Dans le même temps, un câble partant du sommet du pylône vers la rive nord devait permettre à celui-ci d’atterrir en position quasi verticale de manière contrôlée. Sarens et Victor Buyck ont démarré l’opération le mercredi 8 février par un levage d’essai. L’opération de levage proprement dite a débuté le vendredi matin au lever du soleil. À la tombée du jour, le pylône avait pivoté de 50° autour de sa charnière. L’opération a repris le samedi matin. À une position de 54°, la configuration des câbles libérait le mât de soutien. On pouvait alors lancer la dernière phase de l’opération de levage. À 15 heures trente le samedi, le pylône en acier touchait les pieds de fondation en béton et se retrouvait ainsi en position verticale. On pouvait maintenant ancrer le pylône en acier au socle en béton avec les ancrages de précon- trainte et noyer le pied dans le béton jusqu’au niveau du caisson transversal. Pendant toute la procédure, le bureau d’études Roughan et O’Donovan a mesuré et géré la déformation du pylône. 56